Preventie, signalering en aanpak van voorkeurshouding en schedelvervorming. Wie doet wat, hoe, wanneer en waarom?
Binnen de jeugdgezondheidszorg (waaronder het consultatiebureau) wordt steeds meer gebruik gemaakt van richtlijnen. In 2012 verscheen een nieuwe richtlijn ‘Preventie, signalering en aanpak van voorkeurshouding en schedelvervorming’.
Omdat rugligging (niet geheel terecht) vaak als oorzaak wordt gezien van een voorkeurshouding, heeft het mijn interesse en heb ik de richtlijn doorgelezen. De voor mij opvallende informatie uit deze richtlijn beschrijf ik in dit blog. Voor de duidelijkheid plaats ik de tekst uit de richtlijn cursief. Overige tekst komt uit andere bronnen of is mijn eigen commentaar.
Inhoud
Wat is een richtlijn? | Voorkeurshouding | Eerstgeborenen | Rugligging | Zijligging | Risicofactoren | Borstvoeding | Beloop schedelvervorming | Kernadviezen | Buikligging | Babyuitzet | Behandeling | Helmtherapie | Zorgverleners | Speciale dank aan | Bronnen
Wat is een richtlijn?
Een richtlijn heeft als doel dat zorgverleners (ketenpartners) die betrokken zijn bij de zorg voor zwangeren en baby-ouders hen kwaliteit en continuïteit van zorg kunnen geven en weten hoe, wanneer en waarom naar elkaar door te verwijzen. Het woord richtlijn zegt het al; het geeft richting. Een zorgverlener kan van een richtlijn afwijken mits dit goed onderbouwd en schriftelijk vastgelegd wordt.
Voorafgaand aan het opstellen van een richtlijn heeft de redactie uitgebreid literatuuronderzoek verricht naar reeds bekende onderzoeken, daarnaast hebben zij samen met een grote adviesgroep de praktijk in kaart gebracht om zodoende tot conclusies en aanbevelingen te komen. Deze nieuwe richtlijn voorkeurshouding wordt uiterlijk over vijf jaar geëvalueerd of eerder bijgesteld indien er nieuwe resultaten uit wetenschappelijk onderzoek verschijnen.
Komt afplatting meer voor of wordt het steeds beter gediagnosticeerd en beter/vaker behandeld? De richtlijn geeft hierop geen duidelijk antwoord, hoogstwaarschijnlijk omdat er simpelweg geen duidelijke en goed vergelijkbare cijfers zijn.
Pdf downloads
De gehele richtlijn downloaden.
Bekijk de samenvatting.
Voorkeurshouding
Definitie voorkeurshouding: Zuigeling die in rugligging zijn hoofd naar of links of rechts gedraaid houdt of zijn hoofd in de middenpositie houdt gedurende driekwart van de observatietijd (minimaal 15 minuten). (1)
Niet elke voorkeurshouding leidt tot een schedelvervorming, maar een schedelvervorming kan wel leiden tot een voorkeurshouding (gegeneraliseerd zuigelingen-asymmetrie).
De meeste vervormingen ontstaan door krachten op de nog zachte en groeiende schedel, dit worden deformatieve schedelvervormingen genoemd.
Schedelvervormingen kunnen zowel voor als na de geboorte ontstaan. De meest voorkomende vervormingen van de schedel zijn Deformatieve Plagiocefalie (DP) en Deformatieve Brachycefalie (DB).
Plagiocefalie en brachycefalie
6-15% van de baby’s heeft bij de geboorte DP, op de leeftijd van 7 weken ongeveer 16-20%, bij 6 maanden 14-17% waarna het percentage langzaam afneemt naar 3-14% op een leeftijd van 2 jaar. Vanwege verschillen in definities en gebruikte meetmethoden lopen de percentages nogal uiteen en zijn de gegevens slecht vergelijkbaar. DB komt minder voor, 0% bij de geboorte, 2,2% bij 7 weken en 8,3% bij zes maanden. (1)
Soms wordt de vervorming van een babyschedel veroorzaakt door het vroegtijdig sluiten van een of meer schedelnaden, dit heet een Craniosynostose en komt voor bij 1 op de ongeveer 2300 baby’s. Deze aandoening ontstaat meestal al voor de geboorte, maar kan ook pas na de geboorte tot uiting komen.
Wat kan meespelen
Bij schedelvervorming kan er ook sprake zijn van achterliggende aandoeningen zoals visuele beperking, spieraandoeningen in het halsgebied, sleutelbeenfractuur, zenuwletsel ontstaan tijdens bevalling, etc.
Uit onderzoek is gebleken dat een aantal factoren de kans op Plagiocefalie vergroten, zoals: het geslacht van de baby (meer jongens dan meisjes), een eerste zwangerschap, de eerstgeborenen van een tweelingzwangerschap of een aangeboren afwijking. Ook prematuur geboren baby’s en baby’s met een inactieve of trage ontwikkeling vormen een risicogroep voor het ontwikkelen van een voorkeurshouding en schedelvervorming en worden daardoor extra goed in de gaten gehouden.
Eerstgeborenen
Eerstgeborenen hebben een verhoogde kans op het ontwikkelen van Plagiocefalie. (1)
Ik maak een rekensom. Want… tegenwoordig worden er immers in verhouding meer eerste kinderen geboren dan vroeger. Wat zegt dit over het aantal kinderen met een verhoogd risico op het ontwikkelen van een DP?
1980 431 van de 1000 baby’s waren eerste kinderen (2)
2010 464 van de 1000 baby’s waren eerste kinderen
Een verschil van 33 per duizend, dat betekent in 2010 totaal 6085 meer baby’s dan in 1980 die een verhoogde kans hadden op het ontwikkelen van DP. Om hoeveel kinderen het gaat, is helaas niet in een concreet aantal te berekenen. ‘Als iets een risicofactor is, zegt dat niets over de eventuele causaliteit van het verband tussen die factor en de aandoening.’
Rugligging
In acht studies werd onderzocht of baby’s die overwegend op hun rug liggen, zowel tijdens slapen als in de wakkere periodes, een verhoogde kans hebben op een voorkeurshouding. Slechts in één onderzoek werd dit verband aangetoond.
Hoewel slapen op de rug de primaire oorzaak lijkt te zijn van schedelvervorming werd in de studie van Van Vlimmeren (3) geen duidelijk verband gevonden tussen slapen in rugligging en DP. Dus: ‘In rugligging slapen is waarschijnlijk niet de belangrijkste oorzaak van de ontwikkeling van DP, maar wordt pas een risicofactor wanneer er een combinatie is met andere risicofactoren zoals een vertraagde motorische ontwikkeling en positionele voorkeur.’
Wat jammer dat in het Vakblad Kraamzorg een interview staat met een van de redactieleden van de richtlijn waarbij wèl een duidelijke link wordt gelegd tussen rugligging en scheefhoofdigheid. Wat is waarheid?
Vakblad Kraamzorg: Het lijkt er op dat scheefhoofdigheid steeds vaker voorkomt. Klopt dat beeld?
Antwoord: “Er is een verband tussen het advies om op de rug te slapen en het vaker vóórkomen van scheefhoofdigheid. Tot de jaren zeventig werden baby’s hoofdzakelijk op de rug te slapen gelegd. Tussen de jaren zeventig en negentig was buikligging het advies. Daar zijn we in de jaren negentig van teruggekomen, in verband met de toename van het aantal wiegendoodgevallen. Dat aantal is door het rugligging-advies afgenomen van 200 naar 17 per jaar, dus het is duidelijk dat dit advies van kracht blijft. De bijkomstigheid is wel een opvallende stijging in het aantal kinderen met een scheef of afgeplat hoofd.
Verschil met vroeger
Je kunt je afvragen waarom het vóór de jaren zeventig niet vaker voorkwam. We denken dat dit wel degelijk het geval was, maar dat er niet zo op werd gelet als nu. En misschien werden de kinderen vaker op de buik of de zij gelegd bij de verzorging: in die tijd waren er nog meer strikslippen en pakjes met knoopjes in de rug.” (4)
Wat duidelijk uit onderzoek is gebleken is dat baby’s die op de rug te slapen worden gelegd, maar wiens hoofd niet afwisselend naar links of rechts wordt gelegd, een verhoogde kans hebben op het ontwikkelen van schedelvervorming.
Buiten dat, begrijp ik heel goed waarom sinds enkele jaren geadviseerd wordt om baby’s vanaf de geboorte op hun rug te slapen te leggen. Wiegendood weegt zwaarder dan een voorkeurshouding, dat vinden zowel ouders als zorgverleners.
Zijligging
Vanaf 2007 wordt geadviseerd om baby’s al vanaf de geboorte op hun rug te slapen leggen. Voor die tijd werden pasgeborenen de eerste twee weken vaak op hun zij gelegd. Inmiddels weten we dat zijligging niet alleen gevaarlijk is vanwege het risico op omrollen naar buikligging, maar het blijkt ook op zichzelf een risicofactor te zijn. (5)
Ik meen in de praktijk te merken dat niet alle zorgverleners rugligging in de eerste weken onderschrijven. Juist omdat een babyhoofd zo vervormbaar is in de eerste weken pleiten sommige kinderartsen voor een (stabiele) zijligging in de eerste levensweken.
Een andere zorgverlener mailde mij eens: “Juist die eerste weken is rugligging heel onnatuurlijk vanwege de foetushouding in combinatie met onwillekeurige bewegingen; alsof je een pasgeboren kalf met zijn poten omhoog in de wei legt. Omdat een pasgeboren baby zich op zijn rug zo verloren voelt, zoeken ouders een beter passend plekje c.q. de Maxi-Cosi…”
Helaas is informatie over de juiste ligging voor ouders verwarrend. Ouders houden zich vaak aan de houding die ze leerden van de kraamverzorgende. Of aan de houding die verloskundige of kinderarts adviseerde, bijvoorbeeld in verband met misselijkheid. Toch is zijligging na de geboorte meestal maar een paar dagen nodig zodat je met hulp van de kraamverzorgende je baby voor het einde van de kraamtijd op zijn rug te slapen kunt leggen. Lees meer in het blog Een buikslaper bestaat niet.
Wat zeer opvallend duidelijk wordt door het lezen van de richtlijn is dat er veel nog niet bekend is. Wat in het ene onderzoek wordt aangetoond, wordt in een ander onderzoek niet bevestigd. Daarom kan niet gezegd worden of, en in hoeverre een meerlingzwangerschap, een kunstverlossing of een vroeggeboorte, een verhoogde kans op voorkeurshouding geven.
Aangetoonde risicofactoren voor schedelvervorming
- Jongensbaby’s hebben grotere kans dan meisjes
- Nekproblemen (beperkte rotatiemogelijkheid van de nek en/of voorkeurshouding van het hoofd)
- Trage motorische ontwikkeling
- Een voorkeurszijde bij het voeden
Borstvoeding
In de richtlijn wordt de factor ‘geen borstvoeding’ genoemd als risico-verzorgingsfactor: ‘Onderzocht in drie studies, aangetoond in drie.’ Even later staat het zo omschreven: ‘Er zijn aanwijzingen dat overwegend rugligging en een voorkeurszijde bij het voeden een verhoogde kans op het ontwikkelen van een voorkeurshouding geven.’
Daar wilde ik meer van weten. Naast onvermijdbare factoren zijn dit immers factoren waarop ouders wel invloed kunnen uitoefenen? Bovendien neemt angst af als ouders het gevoel hebben wat te kunnen doen voor hun baby.
Het artikel van Van Vlimmeren (2007), wat is beoordeeld als een kwalitatief goed uitgevoerd onderzoek, heb ik nagelezen om meer over de factor voedingshouding te weten te komen.
Zeven weken
Op de leeftijd van 7 weken:
- hebben aanzienlijk meer jongens dan meisjes DP
- onder kinderen met DP meest eerstgeboren
- draaien kinderen met DP hun hoofd vaak naar dezelfde kant in bed of op de commode
- krijgen kinderen met DP vaker (exclusief) flesvoeding dan borstvoeding
- worden flesgevoede kinderen met DP vaak op dezelfde arm gevoed
- worden kinderen met DP minder dan 3x per dag op hun buik gelegd (3)
Ouders die hun baby voeden met de fles, houden hun baby 4x zo vaak op de linkerarm dan op de rechterarm. Ook wordt een baby 4x vaker met zijn hoofd aan de linkerzijde van de commode neergelegd dan aan de rechterkant.
Voorkeurskant tijdens slaap, weinig buikligging in de wakkere tijd en trage motorische ontwikkeling wordt onafhankelijk in verband gebracht met DP.
Omdat baby’s van nature op hun ouders gericht zijn en handelingen als voeden en verschonen vaak plaatsvinden is het aannemelijk te veronderstellen dat verzorgingsfactoren veel invloed hebben op de ontwikkeling van een voorkeurshouding of juist het voorkomen daarvan. Het snel of op tijd bereiken van motorische mijlpalen voorkomt waarschijnlijk de ontwikkeling van DP. (3)
Buikligging
Laat je baby niet op zijn zij of buik slapen, dat verhoogt namelijk het risico op wiegendood.
Leg je baby als hij wakker is, regelmatig op zijn buik, en laat je baby daar vanaf dag één aan wennen. Buikligging maakt de rug- en nekspieren sterk en bevordert de symmetrie. Laat je baby in de eerste periode op je borst liggen. Zo ligt hij het meest stabiel, kan hij bij zijn handen en is er direct contact tussen baby en ouders.
Mijns inziens (niet wetenschappelijk) lijkt het me – ook in het kader van preventie wiegendood – wenselijk dat een baby sterk is in zijn nek.
Een specifiek risicomoment t.a.v. wiegendood is het moment waarop je baby voor het eerst van rug naar buik draait en nog niet weet hoe hij terug moet draaien. Als je baby gaat oefenen met draaien lijkt het mij aannemelijk dat, hoe sterker zijn nekje, hoe beter hij zijn hoofdje kan oprichten en draaien, hoe minder risico.
Maar nogmaals… dit is een persoonlijke overtuiging van mijzelf en niet op feiten gebaseerd.
Kernadviezen
In de richtlijn worden drie kernadviezen beschreven:
1. Baby minimaal 3x per dag onder toezicht op zijn buik leggen tijdens de wakkere tijd
2. Baby afwisselend op de linker- en rechterarm voeden
3. Baby altijd in rugligging te slapen leggen met zijn hoofd afwisselend naar links en rechts
Beloop schedelvervorming
Bij een schedelvervorming is het beloop, al dan niet met therapie, bij het merendeel van de kinderen gunstig. Een kleine 5% van de kinderen met schedelvervorming houdt op lange termijn een asymmetrie of afwijkende vorm van de schedel.
Naar mogelijke achterstanden in ontwikkeling van kinderen met een voorkeurshouding is nog geen grondig onderzoek gedaan. (1)
Zowel ouders als deskundigen hebben genoeg zorgen, twijfels en redenen om dit onderwerp serieus te nemen en waar mogelijk tot een verbetering te komen.
Babyuitzet
Tijdens de zwangerschap houden ouders zich nog niet bezig met voorkeurshouding en schedelvervorming. Toch worden in deze periode aankopen voor de baby gedaan. Ik zie op fora vragen voorbij komen als deze:
“Wij hebben na veel beraad een Maxi-Cosi aangeschaft met het idee dat we in combinatie met de Maxi Taxi geen kinderwagen meer nodig hebben. De juffrouw in de winkel heeft ons deze suggestie aan de hand gedaan. We zijn geen wandelaars dus zullen geen uren gaan wandelen. En als we gaan wandelen kunnen we onze baby ook in een buikdrager of rugdrager meenemen. Nu krijgen we van vrienden te horen dat we toch een kinderwagen nodig zullen hebben omdat een baby niet echt recht ligt in de Maxi-Cosi. Graag hoor ik ervaringen van andere ouders.”
In de richtlijn staat hierover:
De verloskundige, de zwangerschapsgymdocent en de medewerker intake van de kraamzorg kunnen de ouders voorlichten over waarop gelet moet worden bij de aanschaf van een kinderwagen (goede vering, stevige onderlaag, mogelijkheid om vlak te liggen), autozitjes (die ook als kinderwagen dienen)*, commode (mogelijkheid om aan het voeteneind te staan tijdens verzorging) en bed.
Dragen en verzorgen
Ik mis informatie over draagzakken en draagdoeken en het gebruik daarvan in relatie tot het onderwerp voorkeurshouding en schedelvervorming.
Wel lees ik: ‘Probeer je baby in een ronde houding te dragen. Zo vermindert de spanning in de nek en kan hij beter zijn hoofd draaien.’
En: De adviezen worden afgestemd op de wensen en mogelijkheden van de ouders.
Ook het roterend verzorgen in plaats van optillen aan de benen bij verschonen en aan- en uitkleden wordt geadviseerd. Til je baby zo min mogelijk onder zijn oksels op, liever oppakken met draaien zoals gedemonstreerd wordt in het filmpje (1.19 min.)
* Note fysiotherapeut Dianne Sissing: ‘autozitjes (die ook als kinderwagen dienen)’: jammer dat het zo omschreven staat. Het is belangrijk dat ouders een autostoeltje (zoals de Maxi-Cosi) gebruiken waar deze voor bedoeld is: namelijk het veilig vervoeren van een baby in de auto.
Waar ik in de praktijk regelmatig tegenaan loop is dat ouders niet weten hoe zij de Maxi-Cosi kunnen laten ‘meegroeien’ met hun baby. Na ± 8 tot 10 weken het kussentje onder de billen eruit, schouderbanden op tijd een stand hoger anders wordt de baby teveel ‘onderuit’ getrokken wanneer de baby in de Maxi-Cosi vastgezet wordt en hoofdverkleiner er pas uit als baby’s hoofd er niet meer tussen past.
Lees meer over het gebruik van diverse babystoeltjes in Voorkom een voorkeurshouding, plat of scheef hoofd bij je baby.
Behandeling
Bij een schedelvervorming worden in de meeste gevallen de positionering- en hanteringsadviezen geïntensiveerd en uitgebreid. Behalve bij verdenking van achterliggende aandoeningen, dan zal een jeugdarts – in overleg met de huisarts – het kind naar een kinderarts, kinderneuroloog of andere specialist doorverwijzen.
Als de voorkeurshouding na het opvolgen van de adviezen op de leeftijd van 7 weken* onvoldoende verbetert, wordt doorverwezen naar een kinderfysiotherapeut. In Nederland gaat dit om ongeveer 10% van alle jonge baby’s. Na behandeling door een kinderfysiotherapeut komt significant minder voorkeurshouding voor dan bij baby’s die alleen begeleid worden door het consultatiebureau.
Alternatieve therapieën zoals manuele therapie, osteopathie en chiropraxie worden ontraden. Wetenschappelijke onderbouwing van deze therapieën ontbreekt en er zijn gevallen bekend waarbij behandelingen van de wervelkolom blijvend letsel tot gevolg hebben gehad. Van osteopathie zijn geen negatieve effecten beschreven, evenmin zijn de effecten wetenschappelijk aangetoond.
* In het Vakblad Kraamzorg wordt gesproken van een leeftijd van uiterlijk 4 weken voor doorverwijzing van een baby.
Helmtherapie
Het aantal kinderen dat behandeld werd met helmtherapie steeg tot vorig jaar explosief. Er waren aanwijzingen dat een redressiehelm de vorm van het hoofd verbeterde. Uit recent onderzoek (2014) door Renske van Wijk, Universiteit Twente, bleek nauwelijks verschil tussen baby’s die wel een helm gedragen hadden en baby’s die geen helmtherapie kregen. (6)
In beide onderzoeksgroepen (met en zonder helm) bleken driekwart van de babyhoofdjes nog steeds een afplatting te hebben. Ongeveer een kwart van de baby’s had een minder plat hoofd na de helmtherapie. In de andere groep zag men bij hetzelfde aantal baby’s een spontane correctie van het hoofd.
Vervorming van babyhoofdjes vraagt wel aandacht! Een afplatting is meer dan een cosmetisch probleem. Niet zelden ontwikkelen baby’s met afgeplatte hoofd zich motorisch (te) langzaam waardoor mogelijk nieuwe problemen kunnen ontstaan.
Zorgverleners
Indrukwekkende lijst van zorgverleners die betrokken zijn bij de preventie, signalering en aanpak van voorkeurshouding en schedelvervorming:
- Zwangerschapsgymdocenten
- Intakers kraamzorg
- Verloskundigen
- Kraamverzorgenden
- Screeners
- Jeugdartsen
- Jeugdverpleegkundigen
- Lactatiekundigen
- Managementteam kraamzorg
- Managementteam JGZ
- Huisartsen
- Kinderfysiotherapeuten
- Hoofden en medewerkers afdeling verloskunde
- Hoofden en medewerkers afdeling kindergeneeskunde
- Gynaecologen
- Kinderfysiotherapeuten in ziekenhuis
- Kinderartsen
- Plastisch chirurgen
- Neurochirurgen
- Revalidatieartsen
- Kinderneurologen
- Alle relevante opleidingen
- Particuliere instituten voor zwangerschapsgym en kraamzorg
- Management en medewerkers van kinderdagverblijven
- Management en medewerkers van gastouderbureaus
- Orthopedisch instrumentmakers (helmtherapie)
Deze lijst maakt eigenlijk al duidelijk waarom het zo gewenst is dat er een landelijke richtlijn werd ontwikkeld: wie doet wat, hoe, wanneer en waarom?
Speciale dank aan:
Alle ouders die foto’s van hun baby’s beschikbaar wilden stellen voor dit blog!
@JanPeterRake, kinderarts Martini Ziekenhuis Groningen, heeft het blog gelezen, van commentaar voorzien en zinvolle aanvullingen gegeven, bedankt!
Bronnen
(1) JGZ-richtlijn Preventie, signalering en aanpak van voorkeurshouding en schedelvervorming
Een publicatie van het NCJ (Nederlands Centrum Jeugdgezondheid) in opdracht van TNO
M.M. Boere-Boonekamp, E.J. Anten-Kools, E.J.C. Coenen-van Vroonhoven, J.B.M. van Gameren-Oosterom, M.P. L’Hoir, B.E. van Sleuwen, L.A. van Vlimmeren en A.G. Winkel-Veninga. Mei 2012.
(2) CBS, Geboorte naar diverse kenmerken, versie 28 oktober 2011
(3) Risk Factors for Deformational Plagiocephaly at Birth and at 7 Weeks of Age: A Prospective Cohort Study
Leo A. van Vlimmeren, Yolanda van der Graaf, Magda M. Boere-Boonekamp, Monique P. L’Hoir, Paul J.M. Helders, Raoul H.H. Engelbert, Pediatrics Vol. 119 No. 2 February 1, 2007 pp. e408 -e418
(4) Zo voorkom je schedelvervorming, Vakblad Kraamzorg 2012/2 – Lara Geeurickx
(5) Aanvullende adviezen voor veilig slapen ter preventie van wiegendood, Josanne M.A. Munsters, Henk Wierenga, Magda M. Boere-Boonekamp, Ben A. Semmekrot en Adèle C. Engelberts, Ned Tijdschr Geneeskd. 2013;157:A5568.
(6) Helmet therapy in infants with positional skull deformation, Renske van Wijk, Leo van Vlimmeren, Catharina Groothuis-Oudshoorn, Catharina van der Ploeg, Maarten IJzerman en Magda Boere-Boonekamp BMJ 2014;348:g2741.
8 reacties
sandra van uffelen
Ons dochtertje had eerst een lichte voorkeur voor recht. Nu kijkt ze altijd naar voren en heeft ze een afgeplat achterhoofd. Goed om te weten dat zo’n helm geen verschil maakt. Ga van de week toch eens contact opnemen met CB over een zijslaapkussen.
Dank voor je uitgebreide en interessante artikel
Marianne
Van onze 4 jongens hebben er 3 tijdens de babytijd een plat achterhoofdje ontwikkeld. Hoewel ze gelijk na de geboorte al geen uitgesproken rond achterhoofd hadden, werd deze platter naar mate ze ouder werden.
Dit ondanks dat we ze, wanneer ze wakker waren, eigenlijk alleen maar op hun buik legden.
Onze zoon die geen plat achterhoofd had, de tweede in rij, kon je gerust de hele dag op zijn rug leggen zonder dat zijn hoofd ook maar iets platter werd…..
Destijds hebben we lang getwijfeld over wel of geen helmpje.
Uiteindelijk hebben we het niet gedaan omdat:
> De helm dag en nacht gedragen moet worden
> Het idee dat je dus niet echt zou kunnen knuffelen met je kind
> Het minstens een jaar in beslag zou nemen.
Met hulp van een fysiotherapeut en een speciaal “zijligkussen” hebben we de jongste tijdens het slapen om en om gelegd wat een direct zichtbaar resultaat gaf.
Op dit moment zijn de hoofden acceptabel, ook omdat ze nog steeds groeien en je wel ziet dat de hoofden nog steeds ronder worden. Helemaal rond zal het niet worden. Wanneer ik het opnieuw zou doen zou ik zeker gelijk vanaf dag 1 met zo’n zijligkussen beginnen.
Groet, Marianne
Reactie via Twitter
Deze reactie kwam binnen via Twitter. Dit is een meisjestweeling van 5 maanden. Het zijn eerste kindjes en ze hebben beide een afplatting van hun hoofdje, respectievelijk brachycefalie en plagiocefalie.
Baby 1 heeft een CPI van 112% en Baby 2 een ODDI van 122%.
Moeder geeft aan dat naast meerlingzwangerschap en eerste kinderen waarschijnlijk ook KISS een rol heeft gespeeld bij de schedelvervorming.
Bij beide meisjes is onlangs een redressiehelm aangemeten en op maat gemaakt:
7 november 2012: Vanmorgen meting gehad. Dochter met oranje helm 112/82% zeer tevreden mee :) andere dochter was te wild dus geen goede meting.
Update februari 2013: Dochter met witte helm draagt deze nu vier maanden, helaas achterhoofdje nog duidelijk afgeplat. Voor haar gaan we nog even door met de helmtherapie en hopen dat de natuur ook een handje helpt. Dochter met oranje helm heeft deze ruim 5 maanden gedragen. Helm mag af, geen meting gehad omdat het goed is. Blij mee :)
Sylvie
Redressiehelm wordt vanaf 1 jan. 2013 niet meer vergoed.
Opvallend, zo’n ‘alles-of-niets’ beslissing. Kan er niet beter gekeken worden naar de oorzaak en de soort schedelvervorming? Waarom niet de indicatie bijstellen in plaats van afschaffen?
Sylvie
Bedankt Gonneke, lactatiekundigen heb ik aan het rijtje toegevoegd. Misschien zinvol dat de NVL contact zoekt met de redactie van de JGZ-richtlijn?
Het communiceren van een meervoudige boodschap richting ouders blijkt in de praktijk lastig. Van een goede deskundige verwacht ik echter dat hij/zij oog heeft voor die onderlinge beïnvloeding. En alert is op combinaties van onafhankelijke risicofactoren, optelsom = verhoogde kans.
Ouders serieus nemen en ‘De adviezen worden afgestemd op de wensen en mogelijkheden van de ouders’ klinkt mooi, maar de praktijk is meestal anders. Gelukkig niet overal, maar nog te vaak kom ik in contact met ouders die zich niet gehoord en afgescheept voelen.
#durfteluisteren is een hele mooie, ware en eenvoudig toepasbare hashtag bedacht door een gynaecoloog. Daar begint goede (reguliere) zorg waardoor minder ouders keuzes uit wanhoop zullen maken met mogelijke schadelijke gevolgen. Oud-mininster Els Borst zei bijvoorbeeld over alternatieve therapie “Het werkt niet, maar het helpt soms wel.”
Een luisterend oor, serieus nemen en bereikbaar zijn geen voorbehouden handelingen maar wel onderscheidende eigenschappen die mijns inziens mede het succes bepalen van de implementatie van zo’n richtlijn.
Gonneke van Veldhuizen, IBCLC
Wat een goed en uitgebreid artikel!
Bij de toch al lange lijst signaleerders en behandelaars mis ik de lactatiekundige. Bij borstvoeding is een voorkeurshouding een probleemfactor en een symptoom dat kan wijzen op andere oorzaken voor borstvoedingprolemen. Een lactatiekundige zal bij haar onderzoek van het kind ook altijd kijken naar de symmetrie in de fysieke verschijning van het kind (of zou dat moeten doen).
Wat ik in vrijwel alle publicaties over dit onderwerp (afplatting, voorkeurshouding, rugligging, …) mis is iets over dragen en het belang van verticale houdingen voor mensenkinderen. En over de discrepantie tussen het effect van rug- versus buikligging ten aanzien van wiegendood en ten aanzien van de neurologische functie (die liggen namelijk lijnrecht tegenover elkaar!). Er zou meer onderzoek nodig zijn naar het waarom van het verschil in wiegendood gevallen bij verschillende interventies, en niet alleen naar kale cijfers. En naar de onderlinge beïnvloeding van verschillende aspecten.
Sylvie
Via Facebook kwam deze reactie binnen:
“Wij gingen met ons zoontje naar een osteopaat toen hij drie weken oud was. Hij had nekproblemen, enorme moeite met buikligging en huilde veel. Er was toen ook al een lichte afplatting van zijn hoofdje. De voorkeurshouding bleef en vanaf 8 weken kwam een kinderfysiotherapeute aan huis om met hem te oefenen en ons te begeleiden. Zij adviseerde zijligging in de box en in de kinderwagen. Omdat wij onze baby inbakerden, kon hij in bed helaas niet in zijligging liggen.
Dankzij consequent oefenen ging buikligging (pas) vanaf de 4e maand steeds beter. Toch was een redressiehelm nodig om de – inmiddels forse – afplatting te behandelen.
De kraamverzorgende heeft ons het één en ander verteld over voorkeurshoudingen, toch wisten wij niet goed wat daarbij voor te stellen omdat het ons eerste kindje is. Als ons zoontje in bed lag, lag zijn hoofdje altijd naar rechts, wisten wij veel dat dit dan ook meteen een voorkeurshouding was. We hebben zelf ook nooit de link gelegd tussen de voorkeurshouding en het vele huilen.
Bij de osteopaat zijn we een beetje uit wanhoop terecht gekomen omdat zowel de huisarts en als het consultatiebureau ons afwimpelden met ‘krampjes’ en wij zeker wisten dat er meer aan de hand was. Van het cb hebben we alleen een folder over voorkeurshoudingen gekregen, maar achteraf had ik graag eerder, en meer persoonlijke en praktische tips willen krijgen.
De helmtherapie valt mee, ik ben blij dat we er mee gestart zijn want de afplatting was echt nadrukkelijk aanwezig!”
Gegevens:
5,1 maanden: ODDI van 111,5% en een CPI van 98,5%.
6 maanden: Start helmtherapie.
8 maanden: ODDI van 103% en een CPI van 95%.
Onze baby is op dit moment 9,5 maanden en over een maand mag hij stoppen met de helmtherapie.
Sylvie
Op mijn oproep op Twitter voor foto’s van babyhoofdjes en informatie reageerde de moeder van dit babyjongetje. Hij is eerstgeborene van een tweeling. Op de leeftijd van 4,5 maand werd bij hem een CPI van 104% gemeten. Zijn ouders lieten hem in zijligging slapen met behulp van een speciaal kussen. Gelukkig was er vlot verbetering merkbaar en was de CPI bij 6 maanden 98%. Op deze foto is de baby 8 maanden.
Note: Gebruik stabilisatiemiddelen, rolletjes, wigjes of zijligkussens alleen in overleg met een kinderarts en/of kinderfysiotherapeut en houdt je baby onder toezicht.